De 20e eeuw

RK Martinus- en Bonifatiuskerk

Na de Reformatie, toen het rooms-katholieke geloof eigenlijk verboden was, kwam een kleine groep katholieken al snel toch bij elkaar in een “schuilkerk”. Iedereen wist het, maar niemand zei er iets van. In 1853 mochten de katholieken hun geloof weer openlijk belijden en natuurlijk wilde men daarvoor ook weer een eigen kerkgebouw.

Op de plaats van de schuilkerk werd in 1871 begonnen met de bouw van een kruiskerk, die werd ontworpen door architect P.J.H. Cuypers in de neo-gotische bouwstijl. De kerk kon al in het daaropvolgende jaar worden gebruikt, maar bij de bouw van de toren ging het mis… Toen de toren bijna klaar was, in 1874, stortte hij in! Pas in 1878 was het hele gebouw klaar. In 1946 kwamen er heel bijzondere en fraaie glas-in-loodramen in de ronde achterkant, het koor van de kerk. Natuurlijk zijn op die ramen ook Bonifatius en Sint Martinus te zien, want naar hen is deze kerk genoemd.

Dokkumer vervoer

Vanaf het midden van de 17e eeuw had Dokkum al trekschuiten, waarmee reizigers op een gemakkelijke manier naar elders konden reizen. Ook via beurtschepen en per koets kon men ver komen. In de 19de en 20e eeuw kwamen er nieuwe vervoersvormen. In 1880 kwam de eerste paardentram naar Dokkum. Deze werd in 1926 verdrongen door de stoomtram. Op het water verscheen de stoomboot. En na de Eerste Wereldoorlog kwam de autobus steeds vaker naar Dokkum.

Het beroemdst van alle nieuwe vervoersmiddelen werd echter de stoomtrein het Dokkumer Lokaeltsje. Dit lokaaltreintje reed van Leeuwarden via Dokkum tot Anjum en heeft dienst gedaan van 1901 tot 1936; daarna werd het soms nog gebruikt, meest voor goederenvervoer. Het definitieve einde kwam in 1947. Slechts de oude stationsgebouwen en straatnamen herinneren nu nog aan het Dokkumer Lokaeltsje.

Kleinste gemeente

Toen Dokkum in 1582 zijn bolwerken en stadsgrachten kreeg was dat meteen ook de gemeentegrens. Tot het eind van de 18e eeuw bleven steden als vestingen bestaan. Rondom die steden waren “verboden kringen”. Dit was het schootsveld voor de kanonnen, waarin niet gebouwd mocht worden, zodat de vijand zich niet te dichtbij de stad zou kunnen verschansen. De groei in bevolking moest dus in de binnenstad worden opgevangen: Dokkum groeide dicht en op allerlei binnenterreintjes werden woningen gebouwd. Grote gezinnen woonden in piepkleine huisjes. In 1888 woonden er wel 4600 mensen binnen de bolwerken! Dokkum was de kleinste gemeente van Nederland met de grootste woondichtheid. In de binnenstad waren bedrijven, fabrieken, winkels, scholen en woningen naast elkaar te vinden.

Na 1925 kwam er grondgebied buiten de wallen bij Dokkum, waar grotere woningen en bedrijven gebouwd konden worden. Na de Tweede Wereldoorlog werden dit zelfs hele wijken en industriegebieden. De mensen trokken toen weg uit de verpauperde binnenstad…

Bedevaartspark

De verering van Bonifatius begon vrijwel direct na zijn marteldood. Na 1580 raakte Dokkum echter wat vergeten als pelgrimsoord… In 1925 werd er een Sint Bonifatius Stichting opgericht, die Dokkum weer tot een echte bedevaartplaats wilde maken. De bekende pater Titus Brandsma was één van de mensen die dat plan bedachten. Daarvoor werd buiten de stadswallen land aangekocht bij de Bonifatiusbron, waarop een processiepark werd aangelegd.

In 1934 werd daar een openluchtkapel gebouwd van grote gele kloostermoppen. Het ontwerp was van architect H.W. Valk. Deze Bonifatiuskapel is gebouwd in de stijl van een oud Romaans klooster. Pas in 1962 kwam er in Dokkum een gedenkteken voor Bonifatius. Het standbeeld, gemaakt door G. Bolhuis, werd op 5 juni, Bonifatiusdag, onthuld door prinses Beatrix.

In Crediton (Engeland), waar Bonifatius geboren is, en Fulda (Duitsland), waar hij begraven is, staan ook beelden voor de evangelie-prediker. Enige jaren geleden werd een klein kind van kinkhoest genezen, nadat ze door haar ouders in het water van de bron was gehouden. Sindsdien komen veel mensen naar Dokkum, die ook hopen beter te worden van het bronwater.

Tweede Wereldoorlog

Na de “Waalse furie” ging Dokkum nooit weer gebukt onder het geweld van oorlog en vernieling, totdat er halverwege de 20e eeuw een zwarte schaduw over de stad gleed: de Duitse bezetting van 10 mei 1940 tot 14 april 1945.

In het geheim kwamen Dokkumers als Piet Brouwer en Piet Oberman in verzet tegen de nazi’s: Joodse medemensen liet men onderduiken, bij Aalzum gedropte wapens werden verstopt voor de bevrijding. De zwartste dag uit de oorlog was echter 22 januari 1945, toen bij de Woudweg 20 mensen door een vuurpeloton werden doodgeschoten. Het was de wraak voor een overval op een Duitse auto, enkele dagen daarvoor, waarbij een Dokkumer verzetsman, die te veel wist, werd bevrijd. Twee Duitse soldaten werden daarbij gedood. Ook bij de bevrijding van Dokkum door de Canadezen op 14 april 1945 vielen helaas nog slachtoffers.

Ieder jaar worden op 4 mei al deze gevallenen herdacht bij de monumenten aan de Woudweg en op de Noorderdwinger.

© Tekst: ‘Dokkum – Bonifatiusstad’ door Warner B. Banga / © Foto’s: Historia Doccumensis